Saniwijzer

Nieuwe sanitatie in de praktijk

Welke risicofactoren zijn er?

Waar gaat het om?

Afvalwater bevat ziekteverwekkende organismen en stoffen die ons bij inname ervan ziek kunnen maken. Bij de stoffen gaat het met name om medicijnresten, hormonen en stoffen die het hormoonsysteem kunnen beïnvloeden. Overigens is afvalwater niet de enige bron waardoor we besmet kunnen raken. Ook afstromend regenwater en oppervlaktewater kunnen ziekteverwekkers of microverontreinigingen bevatten waardoor we in potentie ziek kunnen worden.

Tot de ziekteverwekkers behoren o.a.:

  • Bacteriën: Campylobacter, Salmonella, Clostridium. E-coli komt algemeen voor in de dikke darm en wordt ook wel de “poepbacterie” genoemd. E-coli gemeten in (afval)water geldt als een indicator voor de totale hoeveelheid aan ziekteverwekkende bacteriën in het water. E. coli is normaliter zelf geen ziekteverwekker;
  • Virussen: Norovirus, enterovirussen;
  • Parasieten: Giardia en Cryptosporidium;
  • Parasitaire wormen: bijvoorbeeld de rondworm Toxocara of de runderlintworm Taenia saginata.

Door direct contact met besmet water (b.v. effluent van een zuivering) kunnen gezondheidsklachten ontstaan. In de meeste gevallen blijft het beperkt tot milde gevallen van maag-darmstoornissen, maar ernstige besmettingen kunnen incidenteel voorkomen.

De belangrijkste medicijngroepen die in afvalwater worden aangetroffen zijn:

  • Antibiotica;
  • Cytostatica;
  • Röntgencontrastmiddelen;
  • Hart- en vaatmiddelen;
  • Pijnstillers.

Deze stoffen leiden – omdat er nooit grote hoeveelheden afvalwater worden ingenomen – niet tot directe volksgezondheidsklachten bij de mens. Wel kunnen de stoffen in het milieu, met name bij waterdieren maar ook bij de mens, bij langdurige blootstelling leiden tot afwijkingen en tot het ontstaan van antibioticaresistente bacteriën.

Van de hormonen zijn de oestrogene hormonen het belangrijkste; deze zitten onder andere in de pil.

Tot de hormoonsysteemverstorende stoffen behoren onder andere:

  • Bestrijdingsmiddelen;
  • Vlamvertragers;
  • Weekmakers;
  • Grondstoffen voor plastics;
  • Cosmetica.

Deze stoffen leiden – omdat er nooit grote hoeveelheden afvalwater worden ingenomen – niet tot directe volksgezondheidsklachten bij de mens. Wel kunnen de stoffen in het milieu, met name bij waterdieren maar ook bij de mens bij langdurige blootstelling leiden tot afwijkingen.

De stoffen worden ook via andere wegen in het milieu gebracht. Door langdurige blootstelling en met name in gevoelige perioden (tijdens zwangerschap en pubertijd) kunnen zij de gezondheid beïnvloeden.

Risico’s

Of een afvalwatervoorziening risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengt, is afhankelijk van het type en de grootte van het gevaar en de mate van blootstelling. Hoe hoger de concentratie (bijvoorbeeld van bacteriën) hoe groter het risico op besmetting wordt (bij een gelijke blootstelling). Andersom geldt ook dat hoe meer blootstelling er is, hoe hoger het risico is (bij een gelijke concentratie). Blootstelling kan plaatsvinden door inslikken, door contact via ogen, oren en huid, door inademen en door vectoren als muggen en ratten. Directe blootstelling kan bijvoorbeeld plaatsvinden bij het beheer van de installatie of door contact met het geloosde effluent.

Decentrale sanitatiesystemen zullen er in ieder geval op gericht moeten zijn om de risico’s voor de volksgezondheid zoveel mogelijk te beperken. Dat kan door enerzijds de concentratie aan ziekteverwekkers zoveel mogelijk te verminderen en door anderzijds de mate van blootstelling te minimaliseren.

Alles is relatief. Er zijn veel andere wegen waarlangs we in contact kunnen komen met ziekteverwekkers of microverontreinigingen. De bijdrage vanuit de afvalwaterketen op de totale blootstelling is in veel gevallen beperkt, maar kan uiteraard lokaal wel degelijk relevant zijn.

Terug